De laatste weken circuleren er steeds meer artikelen op internet over een nieuw onderzoek naar het schot. Er zijn in NBA arena’s nieuwe camera’s opgehangen en daar komen opmerkelijke statistieken uit voort. Vooral over de efficiency van de verdediging en de aanval. In dit artikel wordt een link gelegd tussen winnende teams en het verdedigen van het driepuntsschot. In een eerder artikel heb ik het hier al eens over gehad, maar nieuwe technologie en daardoor andere data zorgt dat dit nu uitgebreid geanalyseerd kan worden.
Zach Lowe van The Point Forward stelt in zijn artikel dat winnende teams een van de twee dingen doen. Een laag driepuntspercentage tegen krijgen of weinig driepuntspogingen tegen krijgen.
Of the 48 teams that have made the conference finals since the 1999 lockout season, only two of them have allowed both an above-average number of three-point attempts per game and an above-average opponents’ three-point shooting percentage.nbsp;
Twee van de 48 teams is een duidelijke uitzondering op de regel.
Still, the last dozen years of NBA history says you simply cannot advance far in the playoffs this way. You can allow a lot of three-point attempts or a high opponents’ percentage from three, but you cannot allow both. Last year’s Thunder, for instance, ranked only 18th in opponents’ three-point percentage, but only five teams allowed fewer three-point attempts per game. The Phil Jackson Lakers, both pre- and post-Shaquille O’Neal, allowed an above-average number of three-point attempts, but they almost always compensated by holding opponents to one of the lowest three-point percentages in the league.
Het Nederlands mannenteam kreeg in deze kwalificatiereeks 90 punten tegen. Behalve dat het lastig is om dan nog een wedstrijd te winnen, is het vooral interessant waar dit vandaan komt. Allereerst staat Nederland in de top 5 van ‘allowed’ tweepuntspogingen met 36 pogingen per wedstrijd en staan we een-na-laatste als we kijken naar het schotpercentage tegen van 58%. De strategie lijkt dus om tegenstanders te dwingen driepunters te nemen. Vanuit het verleden ook een te rechtvaardigen keuze. We zijn geschoold en opgevoed dat een goede verdediging liever een schot weggeeft dan een lay-up. Want hoe dichterbij de basket, hoe groter de kans om te scoren. Maar onderzoek geeft aan dat dit niet (meer) waar is. Nog steeds moet een lay-up voorkomen worden, maar de driepunter is ook een soort lay-up. Zie deze grafiek.
Ook bovenstaande -geciteerde- artikel spreekt over deze ontwikkeling. En succesvolle teams lijken hier rekening mee te houden.
Als gekeken wordt naar het aantal driepunters dat we tegenkrijgen lijkt die stelling te kloppen. Want ook in het aantal pogingen dat we tegenkrijgen vanaf de driepuntslijn staan we in de top-5. We krijgen 27 pogingen tegen per wedstrijd. Dat is veel, maar gezien de verdedigende keuzes logisch. We staan – met 31% – in de top-12 van het 3-punts percentage dat we tegenkrijgen. Behalve Estland is de rest van deze top-12 gekwalificeerd. Is dit een verstandige keuze?
Letland (ook in de poule met Nederland) doet precies het omgekeerde. Ze staan weinig pogingen van de driepuntslijn toe (nr. 1 met 13 pogingen gemiddeld) en die tegenstanders schieten tegen 37% (wat vrij hoog is). En ze krijgen een geweldige hoeveelheid 2-puntspogingen tegen (49 per wedstrijd). Daarmee zijn ze tweede in de kwalificatiereeks. Tegenstanders schieten tegen 43% waarmee ze samen met Italie de top-2 vormen van het toernooi.
Letland dat zich wel kwalificeerde krijgt per wedstrijd evenveel punten tegen uit tweepunters als Nederland (42 punten om 41,7 punten), maar krijgt 11 punten minder tegen uit driepunters (14 om 25 punten). Ze doen dus 1 van beide. Krijgen een hoog percentage tegen, maar weinig pogingen. Het verklaart een deel van het verschil tussen de 73 punten die Letland tegen krijgt en de 90 die Nederland moet incasseren. Hoewel de 24 punten uit vrije worpen ook niet meehelpen.