Talentontwikkeling Dames 2011

9 april zijn we met het Nederlands Damesteam bezig aan de voorbereidingen voor de kwalificatie naar het EK 2011 in Polen. Een gedeelte van het U18, U20 en de Damesselectie trainen samen op weg naar het ene ticket. Het met elkaar trainen geeft een mooi inkijkje in de toekomst van het Damesbasketbal.

Als herencoach ben ik totaal niet op de hoogte van alle ontwikkelingen. Ik ben in het afgelopen jaar een paar wedstrijden wezen kijken, maar meer om speelsters van het Damesteam in actie te zien dan om te zien hoe het niveau is of wat er allemaal beter moet. Bij de trainingen is duidelijk dat we een nieuwe generatie speelsters aan het krijgen zijn. Een generatie die op een heel andere manier aan het basketballen is, en straks gaat aansluiten bij de top of in ieder geval subtop niveau van Europa. En zoals WK’s laten zien, dan hoor je bij de mondiale (sub)top.

Afgelopen week waren we in Servie voor een toernooi. Een mooie test om te kijken waar een heel jong team staat ten opzichte van een goed (maar niet heel goed) vrouwenteam. Een aantal conclusies zijn er wel te trekken. De jonge meiden (vooral van de U20 selectie) houden zich staande, maar voegen (op dit moment) nog niets toe. Op de trainingen in Almere zijn we bezig geweest met veel fysieke verdedigingsvormen. Druk op de bal, agressiviteit in screenverdediging, veel contact bij cutters en rebounden. We blijken reboundend uitstekend mee te kunnen met Servie. Alle duels werden met een positief reboundpercentage afgesloten, waarbij we vooral aanvallend veel rebounds pakken en verdedigend weinig tweede kansen toestaan. Dat we zo fysiek kunnen spelen (getuige de reacties van de Servische speelsters was het bijzonder irritant) is een enorme vooruitgang ten opzichte van de 3 jaar dat ik nu bij het Damesteam aanwezig ben. De belastbaarheid van de meiden is veel hoger. Dat komt door de lagere leeftijd, maar ook door een grotere nadruk op de fysieke opbouw van de speelsters. De nationale teamprogramma’s in alle leeftijden zijn hiermee begonnen en het CTO heeft hierin ook een grote bijdrage.

Waar in het begin een verhoging van de snelheid en dus de intensiteit voor blessure’s zorgen, zijn de speelsters nu in staat om dat tempo te volgen en aan te haken. Het moet nog 1 of 2 stappen harder, want nu levert die verhoogde intensiteit veel extra fouten op (en dus vrije worpen voor de tegenstander) en turnovers. Deze twee componenten waren de enige echte verschillen met Servie. Als je in duels 38 vrije worpen geeft aan je tegenstander en 30+ turnovers moet je van heel goede huize komen om een wedstrijd te winnen. Maar wedstrijden als deze geven ook aan dat we op de goede weg zijn en dat we in de jaren die gaan komen dit soort teams gaan verslaan.

Voorwaarde is wel dat de omstandigheden gedurende de komende jaren worden gecreëerd om die inhaalslag te maken. De clubs hebben in een brief laten weten het niet eens te zijn met de huidige situatie van het NT en CTO. Een goede brief, vanuit het perspectief van de clubs. Maar teleurstellend dat dan het initiatief niet naar henzelf wordt getrokken, maar dat een goed bedoeld en op dit moment broodnodig project wordt getorpedeerd. De vraag is wat de clubs wel willen. Dat lijkt me het meest interessante. Elk plan of project is legitiem en verdient aandacht als het maar zorgt voor een verbetering van de begeleiding van de meiden en dames die nu in de nationale teamprogramma’s zitten en degenen die daar nu net buiten vallen. Hoe meer speelsters serieus worden begeleid, hoe beter dat is voor iedereen.

Ik schreef in het begin dat er een nieuwe generatie basketbalsters aan zit te komen. Gewoon door ermee op de vloer te staan, is dat al duidelijk. Hoewel het zelfbewustzijn nog heel veel moet groeien, zijn de meiden bezig met basketbal als een serieus vak. Ze basketballen en studeren erbij. In alle activiteiten neemt basketbal een heel belangrijke plaats in. Dat gebeurt niet alleen bij het CTO, ook bij veel meiden bij de clubs die nu meetrainen met het NDT. En de vraag is wat de clubs hen te bieden hebben. Ze willen serieus bezig zijn met basketbal, dus minimaal 5 keer trainen, krachttraining, videoanalyse, voedingsadviezen etc. En vooral niet van werk racen naar de zaal om daar nog even een balletje te gooien omdat de clubs een onkostenvergoeding betalen (of zeggen te betalen). Dat betekent dus een serieuze vergoeding waarmee speelsters zich kunnen concentreren op het verbeteren van hun vaardigheden, hard en goed kunnen trainen en daarnaast ook aan hun rust kunnen toekomen. Allemaal ingrediënten die we volkomen normaal vinden voor topsporters.

Op de middellange en langere termijn gaan de Nederlandse clubs profiteren van de opmars van de nationale teams. Op korte termijn zal iedereen met elkaar om te tafel moeten gaan om een win-win te creëren. Want teruggaan naar vroeger lijkt me ook geen optie. Vanuit mijn perspectief als herencoach heb ik veel respect voor de verschillende ontwikkelingen binnen het Damesbasketbal. Er is een duidelijk (droom)doel, die een ambitie neerzet, maar vooral ook een norm. Om aan de OS in Rio deel te nemen, moeten we aan de slag. “The vision of tomorrow, shape the actions of today”. Dat is dus niet een kortstondig momentum, zoals op IBasketball werd geschreven. De teams willen niet alleen meedoen, maar presteren. En als coaches weten we dat daarmee de inhoud van de training niet veranderd, maar de eisen aan de uitvoering wel. Dat heeft gevolgen voor de fysieke en mentale eisen. En dat is precies wat er gaande is. Met een prima stage in Servie tot gevolg.

Geef een reactie